Waar is de meisje?
- Yannice De Bruyn
- 6 mei
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 8 mei
Soms vraag ik me af hoe mijn jongere zelf naar mij zou kijken, naar het moedertje dat ik nu ben. Snotterend, met wallen en vettig haar, euforisch als ik op zaterdagavond eens niet in slaap val om 20u. Nee, mijn jongere ik had toch even raar opgekeken als ze me ‘hopsiflops’ had horen zeggen op dagelijkse basis, of gezworen dat ik nimmer zou meezingen met Mega Mindy en het nog leuk vinden ook. En nooit had ze geloofd dat ik soms twijfel of iets kak of chocolade is. Of misschien … misschien had ze me niet eens herkend.
Een tijd geleden was ik op een feestje, de eerste keer in ik weet niet hoe lang dat ik nog eens zonder kinderen buitenkwam. En ik vergaapte me aan de andere gasten, het merendeel kindvrij. Ik verbaasde me erover hoezeer zij, tja, zichzélf leken. Het enige andere aanwezige moedertje leek even afgeleefd als ik. Vroeger zou ik haar kleurloos hebben gevonden. Nu zag ik mezelf in haar.
De vrouw in de moeder
Ik voel me allang een beetje onzichtbaar. Uitgevaagd achter het etiket ‘ouder’. Moeder. Alsof ik, sinds ik kinderen kreeg, alleen nog dat kan zijn. Ik schreef al eens eerder over ‘matrescentie’, het wordingsproces van een moeder. Maar steeds meer besef ik dat het ook weer andersom gaat. Dat, eens je jezelf hebt herontdekt als moeder, je ook weer op zoek moet naar wie je bent als vrouw. De vrouw in de moeder, Uwe Porters schreef er een boek over (dat ik nog moet lezen). Kate Bear (@katejbear) vatte het in een gedicht:
I dreamt myself into a mother,
but when I became her, I had to
dream her back into a woman
back into a woman
back into a woman
again.
Vormgeven aan weer een nieuwe versie – is dat dan 3.0? – is niet terug naar vroeger. De 28-jarige Yannice zit niet te wachten in een hoekje tot ze weer tevoorschijn mag springen, als een pin-up uit een taart. En misschien wil ik dat ook helemaal niet. Het heeft geen zin om mezelf te vergelijken met de ik van 6 jaar geleden, goed uitgerust en volgeladen op me-time. Persoonlijke groei ziet er ondertussen meer uit als een bootcamp dan een dag in de spa, met slaaponthouding en genadeloze drillbazen. Maar op die manier heb ik wel een hele weg afgelegd.
Ik ben ook graag mama. Zonder mijn kindjes zou ik niet meer willen. Het klatergelach, de knuffels, de dynamiek in onze kleine bende. Wij horen bij elkaar, en het leven samen geeft me structuur en voldoening. Het is vooral dat het is enkel nog dat is. Er is weinig ruimte voor iets anders ernaast.
Waarom wachten?
Tussen de binnenspeeltuinen, de gezinswagen en Studio 100 in voel ik me soms zo’n cliché. Waar vind ik mezelf terug tussen de mom brain, de mom rage, en het voortdurende arbiteren in? Ik zoek plek voor mezelf in de marge, maar heel vaak is die er niet. En dan heb je alle linzen uit de as gehaald en mag je nog steeds niet naar het bal.
Nu pas besef ik dat ik al een hele tijd aan het wachten ben, tot mijn leven weer van start kan gaan. Alsof iets in mij de teller pauzeerde toen mijn eerste kind ter wereld kwam. Als ik maar terug wat beter slaap, als ik maar terug wat meer tijd heb voor mezelf, dan ben ík het weer die me in de spiegel aankijkt. Maar waarom wachten?
De tropenjaren worden ze genoemd, met jonge kinderen zit je in de spreekwoordelijke loopgraven. Niet dat je veel tijd hebt om erover na te denken, maar eens om de zoveel tijd besluipt je toch een existentiële gedachte of twee. Is dit het dan? Ik wil deze jaren niet uitzitten, alsof ze een straf zijn.
Van doorwinterde moeders weet ik dat ik niet mag wachten tot iedereen bediend en mijn to do lijst afgewerkt is voor ik iets voor mezelf doe. Want dan gebeurt het nooit. Maar dat krijg ik dan precies toch niet zo goed in de praktijk omgezet. Heel vaak heb ik het gevoel dat mijn noden laatst komen. Er is ook zoveel te doen. En ik ben een onverbeterlijke pleaser. Ik durf niet los te laten. Wat als de kleinste niet in slaap valt als mijn afwezigheid de avondroutine verstoort. Wat als de papa het niet aankan met zijn zelfverklaarde parentale burn-out? Wat als we de babysit getraumatiseerd naar huis moeten sturen?
Kenmerken van een hyperalert zenuwstelsel, las ik onlangs in een Instagram post, zijn altijd doordoen, uit angst dat als je even niet oplet, je steken laat vallen. Altijd klaar voor het volgende probleem. En dan voelt rust op de duur als een bedreiging. Wat gebeurt er als ik een stapje terugzet? Ze redden het wel, zegt mijn hoofd, maar tussen dat beseffen en het ook voelen zit tijd.
Het hele prisma
Wat mis ik dan wanneer ik mezelf mis? Is het mijn identiteit of mijn autonomie? Ik wil zelf kunnen beslissen over mijn tijd, heb graag controle en houd van spontaniteit. Maar kinderen betekenen eeuwige chaos. Ochtendstress, avondstress, overal een miljoen spullen mee naartoe zeulen, constant plannen. Ik mis de ongedwongenheid, het leven zonder al te veel verantwoordelijkheden. Niet telkens over mijn schouder moeten kijken met de vraag of ik daar wel energie voor heb. Ik mis de main character vibes.
En ik mis ook de vrienden, die me na aan het hart liggen en die ik nog te weinig zie omdat ik er de energie niet voor kan opbrengen. Er is een prachtige quote van James Baldwin: ‘The longer I live, the more deeply I learn that love – whether we call it friendship of family or romance – is the work of mirroring and magnifying each other’s light.’ En dat doen we binnen ons gezin. Maar ik heb meer nodig, het hele prisma.
Van dit soort mini midlife crisis heb ik een lentetraditie gemaakt. Zodra de eerste bloemen hun kop opsteken zet ik steeds dezelfde nummers op in de auto, op repeat, omdat ze me herinneren aan mezelf. Dit jaar kocht ik nieuwe make-up in een poging er wat minder moe uit te zien, met gemiddeld succes. En ik maak goede voornemens. Ja, we boeken een babysit. Ja, ik doe ’s avonds eens wat. Ja, ik zet af en toe mijn antennes af voor wat iedereen rond mij wilt en denk alleen aan mezelf.
En tegelijk weet ik dat het een proces is. Babysteps. Weer meer van de dingen doen waarin ik mezelf herken, dat geeft energie, maar even vaak moet die nood het afleggen tegen een platte sociale batterij. De kans om als een leeg ballonnetje op de zetel te gaan liggen met een boek of serie is, als ze zich eens voordoet, vrij onweerstaanbaar. Maar ik weet dat het alleen maar kan beteren. Terwijl we ons traag maar zeker uit het olifantenstadium van intensieve zorg wriemelen, komt er vanzelf weer meer ruimte voor een leven naast de kinderen. En zo groeien we zij aan zij in nieuwe versies van onszelf, een mooi vooruitzicht.
(Omslagfoto: James Chan)
Comentarios