top of page
  • Yannice De Bruyn

De dag dat Idris ter wereld kwam

De oxytocinerush na een (fysiologische) bevalling is legendarisch. Goed, er gaat een werkje aan vooraf. Maar dat moment waarop je je kindje voor het eerst in je handen houdt. Daar gaat niets boven. Kijk eens, dit hebben wij gemaakt. Kun je dat geloven?


Dit was een heilzame geboorte, waarbij misschien niet alles liep zoals ik het op voorhand wenste, maar toch alles perfect was. Idris kwam ter wereld in een bad, in een ziekenhuis, onder begeleiding van een zelfstandige vroedvrouw. Dit is het verhaal van mijn tweede bevalling.


Het begon met een klein geutje water dat ik in mijn broek voelde sijpelen, op een zaterdagavond waarop ik Netflix mijn bedtijd met telkens met een half uur vooruit liet schuiven. Was dit nu …? Een bezoek aan het toilet bevestigde dat inderdaad, mijn vliezen waren gebroken. Niet met een plons zoals in de films maar met kleine, warme straaltjes. Een gevoel dat ik maar al te goed kende van mijn eerste bevalling. Hoewel ik wist dat nu de klok begon te tikken - volgens het protocol krijg je na 18 uur antibiotica en word je na 24 uur ingeleid - was ik vooral opgewonden dat we ons baby’tje snel zouden ontmoeten.


Ik zette de ziekenhuistas klaar, stopte de laatste spullen erin en nam me voor om die nacht nog zo goed mogelijk te rusten. Doorheen de nacht voelde ik regelmatig een zachte wee en ging ik wel acht keer plassen. Toch kwam ik rond een uur of zeven relatief monter uit bed. Het huis was nog stil. Heerlijk wanneer dat gebeurt. Ik overwoog te mediteren maar koos toch voor een wandeling, waarvoor de passende soundtrack me te binnen schoot: Running Up That Hill van Kate Bush.


Separation phase

Tijdens de wandeling kwamen de weeën regelmatiger en werden ze intenser. Bij thuiskomst belde ik mijn zus op, zij zou Maite opvangen. Wetend dat dat geregeld was kon ik me nu echt concentreren op het begin van mijn bevalling, de vroege arbeid of wat Rachel Reed de separation phase noemt. De fase waarin je de laatste to do’s regelt en je vervolgens afzondert van alle dagelijkse beslommeringen.


Ik trok me terug op onze slaapbank op zolder, waar ik het gezellig duister maakte en rustige muziek opzette. Rust zolang het kan, bleef ik denken. Maar tussen waken en slapen vielen de weeën langzaamaan stil.


Dan maar weer wandelen. En nadien de trap op en af, terwijl ik in mijn tepels kneep om oxytocine op te wekken. Dat hielp. Telkens ik bijna boven was piekte er een nieuwe wee, en ze werden intenser. Maar nam ik even pauze dan vlakte alles weer af. Ondertussen tikte de klok verder.


Iets na een royale lunch kwam de zelfstandige vroedvrouw. We besloten te strippen (nee, niet dat soort). Strippen kan - het werkt niet altijd - de bevalling een duwtje in de rug geven. Bij het losmaken van de vliezen van de baarmoedermond komt prostaglandine vrij, een hormoon dat de baarmoedermond doet verstrijken (zodat straks de baby erdoor kan), en dat ook weeënopwekkend kan zijn.


Tijdens het strippen ging ik van drie naar vier centimeter ontsluiting, wat niets zegt over hoe lang de bevalling nog zal duren, maar wat wel aangaf dat mijn lijf goed reageerde op het strippen.


Naar het ziekenhuis

We besloten niet te wachten tot de weeën sterker werden maar om meteen naar het ziekenhuis (UZA) te vertrekken. Ik begon stilaan te twijfelen aan het kunnen van mijn eigen lichaam. Het ging net als bij mijn eerste bevalling, toen na het breken van de vliezen de weeën ook veel te lang op zich lieten wachten en ik uiteindelijk werd ingeleid. In het ziekenhuis konden we pilletjes krijgen die de baarmoedermond verder zouden doen verstrijken en die in de ervaring van de vroedvrouw ook vaak de weeën versterken. Die zouden mijn redding zijn, besloot ik. Want een inleiding met syntocinon wilde ik echt niet opnieuw.


Met een vroeg vertrek konden we bovendien vermijden dat ik in volle arbeid het hele ziekenhuis door moest, wat ongetwijfeld mijn weeën weer zou doen afnemen en kostbare tijd zou stelen.


Tijdens de autorit namen de weeën in sterkte toe terwijl ik aan een flesje scharlei-olie snuffelde. Een van de vele natuurlijk opwekkende vroedvrouwentrucjes.


Aankomst in het ziekenhuis

We parkeerden onze auto op spoed rond een uur of vier. Lopend door de microkosmos die een ziekenhuis is zweefde ik voorbij allerlei mensen met kwaaltjes en consultaties, allemaal op hun eigen route. Op de achtergrond mijn mildere maar frequente weeën. Nee, stilvallen zou het niet meer doen.


Ik heb twee beelden van onze kamer. Een van toen we aankwamen, helverlicht en met het uitzicht van vier hoog door een wandvullend raam. Dokters en vroedvrouwen die binnen en buiten lopen. Iemand die avondeten komt brengen (nee, dank u). En een tweede beeld, van later op de avond, met de gordijnen dicht: een cocon van sfeerverlichting en -muziek. Enkel mijn lief en twee vroedvrouwen zijn aanwezig, de deur blijft dicht.


De pilletjes waarop ik mijn hoop had gezet bleken na een vaginaal onderzoek geen optie meer. Ik was van vier naar vijf centimeter gegaan. Hulp met verstrijken had ik niet meer nodig. Het deerde me niet echt, zozeer zat ik al in mijn bubbel, terwijl ik de kamer op en af liep en bleef snuiven aan m’n flesje scharlei.


Na alle onderzoeken - een half uur aan de monitor, een bloedtest, een medische vragenlijst - en het toedienen van de penicilline, werden we eindelijk met rust gelaten. Dat moet rond half zes geweest zijn. Toen kwamen de weeën pas echt op gang. Ze werden wat Ina May Gaskin ‘een interessante sensatie die al je aandacht opeist’ noemt. We begonnen ze te timen en vroegen de zelfstandige vroedvrouw te komen.


Transitie

Ik bleef op en neer lopen, ademend, tegen de muur leunend, mijn ogen sluitend. De scharlei-olie ruilde ik in voor kalmerende lavendelolie. Af en toe voelde ik de baby bewegen, die zijn eigen geboortedans aan het doen was om zich in een goede positie te leggen.


Rond zes uur arriveerde de zelfstandige vroedvrouw, met in haar kielzog rust en vertrouwen. Terwijl zij alles klaarzette kwam ik op het punt dat ik mijn stem nodig had om de pijn te kanaliseren. Tijdens mijn eerste bevalling was dit vocaliseren een enorme hulp geweest, tot op het punt dat ik me Gandalf voelde, schreeuwend ‘you shall not pass’ tegen de monsterlijke inductieweeën, in een poging ze mentaal de baas te blijven. Zo erg zou het dit keer niet worden, maar ik wist wel dat het nu menens was.


Na nog geen uur van deze sterke weeën kondigde de transitie zich aan door het trillen van mijn spieren en een gejammer in mijn stem. De piek in adrenaline deed mijn zelfvertrouwen wankelen. Kon ik dit wel, en hoe lang duurde het nog? Ik wilde dat het voorbij was, en tegelijk was ik niet klaar om me over te geven aan het zware gevoel in mijn baarmoedermond.


We lieten het bad vollopen en het moment waarop ik me in het warme water liet zakken viel er zoveel spanning van me af dat het weer draaglijk werd. Ik probeerde enkele houdingen uit, en vond rust op mijn knieën, met mijn hoofd en handen op de korte zijde van de badrand.


Ondertussen werd het zware gevoel sterker, en de transitieweeën overspoelden me. Ik wist er geen blijf meer mee. Het voelde alsof ik binnenstebuiten werd gekeerd. Ook mentaal ervaarde ik veel weerstand tegen het gevoel van de baby die door de cervix geduwd werd. Tijdens mijn eerste bevalling vielen mijn weeën hierdoor een tijdlang volledig stil nadat ik uit bad kwam (een stuitbevalling mag niet in bad). Dit keer was er geen stoppen aan, maar die transitieweeën waren heftig.


De persfase

Toen kwamen de echte persweeën, maar nog steeds kon ik me er niet helemaal aan overgeven. Ik paste een trucje toe dat ik leerde van The Positive Birth Company en blies doorheen de wee sterk uit, alsof ik kaarsen op een taart uitblies. Dit is niet hetzelfde als de wee wegpuffen. Met ‘down breathing’, zoals ze dit soort ademhaling noemen, kan je je baby geboren doen worden. Maar het gaat trager en is milder voor je bekkenbodemspieren dan persen. Met name begeleid persen, waarbij je wordt aangemaand je adem in te houden en gedurende de wee een paar keer zo hard te persen als je kan, vergroot de kans op schade aan de bekkenbodem en het perineum en vermindert de zuurstoftoevoer naar de baby.


De vroedvrouw luisterde regelmatig naar de harttoontjes en omdat die goed bleven kreeg ik de ruimte om het helemaal op mijn eigen ritme te doen. Aan het einde van elke wee kon ik echter niet anders dan echt persen, de fetal ejection reflex nam mijn lijf volledig over. De baby schoof telkens een beetje verder naar onder.


Ik weet niet hoe lang het persen duurde. Erg lang was het niet. Ik weet wel dat ik wenste dat het voorbij was. Ik zei tegen mijn lief dat als ik ooit over een derde begon, hij me hieraan moest herinneren. De ring of fire was dit keer veel feller dan bij mijn vorige bevalling: het verschil tussen een stuit- en een hoofdbevalling. Bij een stuit maken de billetjes de weg al vrij voordat het hoofdje erdoor moet.


Op de laatste wee kwam baby’s hoofd eruit en meteen ook de rest van zijn lijfje. Daar dreef hij opeens in het water. Ik kon hem er zelf uithalen, een van mijn geboortewensen. Idris begon meteen te huilen, en het enige wat ik kon uitbrengen was “hallo, baby.”


Een magisch moment, hem voor het eerst vast te houden, zijn huid te voelen op de mijne, hem aan te kunnen kijken en dicht tegen me aan te drukken. Blijdschap, opluchting, trots, affectie, dankbaarheid, ik voelde het allemaal tegelijk.


Nageboorte

Al snel werd me gevraagd recht te staan en uit bad te komen. Na mijn vorige bevalling, waarbij de placenta manueel verwijderd moest worden en ik veel bloed verloor, was iedereen nu extra alert. Ik ging - met Idris aan de borst - op de baarkruk zitten, waar ik over mijn hele lijf begon te rillen van de postpartum adrenaline. Na een tiental minuten was de navelstreng uitgeklopt en volledig wit geworden, maar de placenta kwam er - ondanks herhaaldelijk kuchen en persen, en het protocollaire shot syntocinon na de geboorte - niet uit. Wel bleef ik bloed verliezen. In mijn oxytocine high deerde het me niet, ik bleef geloven in een spontane nageboorte, maar toen ik op het bed werd geholpen en de dokter er werd bijgehaald ging het wel door mijn hoofd: laat ik alsjeblieft niet opnieuw gescheiden worden van mijn kindje, laat ik alsjeblieft niet opnieuw zoveel bloed verliezen dat ik nog maanden met bloedarmoede worstel.


Er waren een paar interventies die ik op voorhand echt niet wilde rond de nageboorte, zoals buikmassages en controlled cord traction (het trekken aan de navelstreng), omdat ik niet geloof in het preventief toepassen ervan. Bij mijn eerste bevalling waren beiden onhandig en bruut uitgevoerd, en dat wilde ik niet nog eens. Maar nu we hier opnieuw waren, met een placenta die slechts gedeeltelijk loste en beginnende fluxus, ziekenhuispersoneel dat met ernstige gezichten rond mijn bed draaide, was mijn enige prioriteit om bij mijn baby te blijven. Beide interventies werden dit keer veel respectvoller uitgevoerd en halleluja, wat een opluchting toen dat ding er eindelijk uitkwam.


De moederkoek, zoals wij hem vroeger noemden, een woord dat even vies klinkt als het orgaan eruitziet, is een wonderlijk iets. Het voedt en beschermt je baby in de buik gedurende het grootste deel van de zwangerschap. Angela Garbes besteedt een heel hoofdstuk aan de placenta in haar boek, Like a Mother. Het is de onvolprezen sidekick van je baby in de buik. Wij hebben hem uiteindelijk begraven in de tuin, bij de vlinderstruik. Teruggegeven aan de natuur. Meegenomen uit het ziekenhuis in een plastieken doos en zolang bewaard in de koelkast, een gek gezicht. Maar toen ik hem zag liggen in de aarde voelde ik enkel opnieuw die opluchting er vanaf te zijn.


Nadat de placenta was geboren keerde de rust terug in de geboortekamer. De vroedvrouw maakte er een afdruk van op papier, een leuke verrassing dat dat kon, en nog mooi ook. Ik werd genaaid aan een eerstegraads scheurtje in mijn perineum, een ‘pizzapuntje’ dat anders ongelijk zou helen. Idris bleef gelukkig gedokt aan mijn borst en deed ondertussen wel vijf keer kaka, het zwarte, teerachtige goedje dat meconium heet. Ik kreeg tegelijk nog een hele zak syntocinon toegediend om verder bloedverlies te voorkomen, maar dit kwam tenminste niet meer terecht in baby’s bloed en hersenen via de navelstreng, die mijn lief ondertussen had doorgeknipt.


Terwijl de vroedvrouw druk in de weer was met opruimen bewonderden wij ons kleine mannetje. Wat een zegen om een kindje te mogen verwelkomen. Een nieuw gezinslid, waarmee ons leven weer zoveel rijker wordt. Kort daarna pakten we al onze spullen bij elkaar en werd ik naar de materniteit gerold, waar we begonnen aan de eerste van vele lange nachten.


Helen

Dit was het soort bevalling dat ik iedereen toewens. Mijn initiële scepsis tegenover het ziekenhuis heb ik achter me gelaten. Ook in een medische setting kan het een mooie, rustige geboorte zijn, in vol vertrouwen op de eigen kracht van het moederlijf. De continue begeleiding door de zelfstandige vroedvrouw maakte echt het verschil, maar ook het ziekenhuispersoneel was respectvol en attent.


Een positieve bevalervaring kan helend zijn voor eerder geboortetrauma, zowel bij de barende als bij hun geboortepartner. Na Maite’s geboorte kon ik niet tot rust komen. Ik had moeite met de hechting na een inductie en veel bloedverlies, en onze scheiding na de geboorte. De borstvoeding kwam moeizaam op gang en ik werd geplaagd door intrusies: angstgedachten over wat haar allemaal zou kunnen overkomen. Niets van dat alles dit keer. Ik voel me zelfverzekerder, minder gefrustreerd, weerbaarder en helemaal verliefd op dit kleine mensje. De rust van de bevalling, het vrijkomen van natuurlijke oxytocine, de trots dat mijn lichaam het helemaal zelf heeft gedaan. Dat draag je mee.


Dat en het feit dat mijn lief veel meer thuis is dit keer, mijn dagen gestructureerder verlopen door het ritme van ons oudste kindje, en we zo fijn omringd zijn in de buurt. Het gaat nooit alleen om de bevalling, en helen kan op zoveel manieren.


Maar ook preventief is er nog heel wat werk aan onze bevalcultuur. Alle goede bedoelingen ten spijt wordt er te snel te veel ingegrepen, wat de fysiologie verstoort en te vaak de complicaties veroorzaakt die het wil voorkomen. De mentale gevolgen van geboortetrauma tellen bovendien te weinig mee in de risicoanalyses van het ziekenhuis (zij dragen dat risico ook niet).


Laat ons, tot het zover is, blijven delen. Het goede en het slechte. Elkaar aanmoedigen en ondersteunen. Samen vieren, samen rouwen, samen helen.

Comments


bottom of page