Er zit een stout stemmetje op mijn schouder. Ik weet niet hoe lang het er al zit. Misschien wel zo lang ik me kan herinneren. Eigenlijk merkte ik het nooit. Het was een deel van me geworden. Buiten dat het dat nooit echt was. Zoals de boomkever die haar gastvrouw erodeert, verstikt, afsnijdt van haar levensadem. Een ongenode gast.
Tot ik op een dag over mijn schouder keek en het daar zag zitten, een beetje gemeen lachend. Ik zie jou, zei ik. Jou en je praatjes. Fluisterend in mijn oor, me aan het wankelen proberen krijgen. Je hebt het mis, en onzichtbaar ben je vanaf nu nooit meer.
Wanneer ik sta te koken en de kinderen jengelen en eentje moest al een half uur in bed liggen en de keuken is een puinhoop. Je kan het niet, blaas je in mijn oor. Het lukt je niet, je kan het niet aan. Je faalt.
Wanneer ik ‘s namiddags naar de crèche fiets wapper je onverstoord achter me aan: je bent te laat vertrokken. Je moest er een kwartier geleden al zijn. Je bent te traag.
Je woorden zijn als zweepslagen maar ik denk dat ik ze verdien. Als je een gedachte maar lang genoeg denkt dan word je ze. Dan komt het niet meer van buitenaf maar van binnenuit. Als een lichamelijke reflex.
Ik word onzeker, voel me mislukt. Maak me klein, bijt van me af. Er is altijd iemand wiens noden onvervuld blijven, en dat is mijn schuld. Alleen is het dat niet. Jij trekt de stop eruit en ik voel mezelf leeglopen. Maar wat als ik nu eens niet meer naar je luisterde. Als ik me omdraai en recht in je ogen kijk, jij kleine pestkop. Als ik mijn rug recht temidden van de chaos. Het moet niet perfect.
Ik maak me geen illusies, zo snel ben ik niet van je af. Maar nu ik je heb ontdekt heb ik wel een keuze. Als mijn brein een computer was dan was jij een virus. We gaan herprogrammeren. Telkens jij de kop opsteekt met je vervelende stemmetje schrijf ik erover heen: alles is zoals het moet zijn. Het lukt me prima. Ik ben perfect op tijd. Dat zal je leren.
(Omslagafbeelding: © Yannice De Bruyn)
Comments