Er staan te weinig hulp en middelen tegenover de retoriek van het ‘vloeibare goud’, maar in plaats van het systeem worden moeders met de vinger gewezen.
‘Idris, wil je boobie?’ is nog steeds de vraag waar het kleinste stemmetje hier met het grootste enthousiasme ‘ja’ op antwoordt. En dus drinkt hij met 20 maanden nog een paar keer per dag (en nacht) aan de borst. Soms vraagt hij ook zelf om ‘biebie’, en daar durven we al eens creatief mee zijn:
Wat kan ik zeggen, we zijn allebei grote fan. De kleine kan even bijtanken – letterlijk en figuurlijk – en voor mij is dit zowat het enige moment waarop ik nog rustig met hem kan knuffelen. Mijn neus in zijn haartjes kan steken. Even geen strijd met dit koppige peutertje. De borst is àlles: niet alleen voeding maar ook troost, slaapmutsje, probiotica en medicijn (moedermelk bevat antilichamen en goede bacteriën en werkt antibacterieel). Soms, wanneer mijn kleintje ziek is, is moedermelk zelfs het enige wat hij binnenkrijgt. De borst is een shortcut naar een blije baby, en daarmee de weg van de minste weerstand.
Ik weet niet wat we zouden doen zonder droomvoeding ’s nachts, behalve allebei veel langer wakker liggen. Ik weet niet wat mijn gemoed zou doen zonder dagelijkse dosis oxytocine, of mijn lijf zonder ‘borstvoedingsdieet’.
En ja, af en toe vervloek ik het. Wanneer ik geen zin heb om altijd weer van dienst te zijn, omdat hij zonder borst maar blijft huilen. Wanneer mijn bh’s uitzakken. Wanneer ik weer eens door mijn kleren lek en de hele dag met vlekken rondloop.
Maar de nadelen wegen nooit op tegen de voordelen. Mijn frustratie ebt steeds snel weg. En ik weet nu uit ervaring dat ik de intimiteit van deze momenten nog ga missen. Dus zolang we beiden willen, gaan we door.
Daarmee bungelen we aan het staartje van de statistieken. Kind en Gezin schat dat op vijftien maanden nog slechts 4 à 7% van de kindjes borstvoeding krijgt (in combinatie met andere voeding), maar de data hierover zijn onvolledig.
Een dorp?
Je mag me gerust een langvoeder noemen (meuh). Met mijn dochter zijn we pas gestopt op drieëndertig maanden. Toen het meer tutteren dan drinken werd was het voor mij goed geweest. En ik gaf mezelf een schouderklopje: knap hoor, zo lang gevoed. Alleen maar voordelen.
Maar is het enkel een persoonlijk succes? Zit ik hier te pochen over hoe lang ik heb gevoed, alsof dat me een betere moeder maakt. Maar een baby voeden doe je niet alleen. Met doorzettingsvermogen kom je maar zover. Heb je hulpbronnen? Heb je ondersteuning? Om borstvoeding te doen slagen heb je een dorp nodig. En laat dat nu net de grootste uitdaging zijn.
Voor veel mensen is het oude sociale netwerk (deels) weggevallen. We wonen gemiddeld verder van onze familie dan vroeger, grootouders werken vaak nog, en het helpt ook niet dat op je eigen eilandje ploeteren in onze cultuur zit. Hulp vragen of zelfs maar accepteren voelt ongemakkelijk. Alsof het zwak zou zijn.
Terwijl we tijdens 95% van onze evolutionaire geschiedenis in groep leefden en gewoon niet gemaakt zijn om het alleen te doen. Die periode postpartum is wérken voor jonge ouders. Laat ons daarom ‘de moeder bemoederen’. Jij draagt je kleintje al, da’s meer dan genoeg. En wij dragen jou. Zo zou het moeten zijn.
We’re working on it. Het bewustzijn groeit. Met wat geluk heeft het klassieke dorp plaatsgemaakt voor een zelf samengestelde, bonte bende van supporters: familie, vrienden en buren. Er is veel dat je voor een kraamgezin kan doen. Wees niet bang om wat voor te stellen en ga nooit langs zonder snacks.
Maar we zijn er nog niet. De organische hulp van een gemeenschap reconstrueren is een traag proces. In tussentijd is er professionele hulp, tenminste voor wie het kan betalen. Een poetshulp om je baby van een stoflong te redden. Kraamhulp om te koken, je bed op te maken en eventuele oudere kinderen te entertainen. En, misschien wel het belangrijkste, een vroedvrouw om je te helpen bij de borstvoeding.
Kans op succes
In het begin is vaak zoeken met die borstvoeding. Steeds vaker zijn we gründlich voorbereid op de bevalling, maar amper op de periode die daarna komt. Maar ‘vanzelf’ gaat het bijna nooit, en dat is heel normaal. Misschien hapt de baby nog niet goed aan, misschien komt je productie eerst niet goed op gang, je weet niet hoeveel kindlief nu eigenlijk binnenkrijgt, je tepels vragen zich af wat hen overkomt, enzovoort.
Ik kan eerlijk zeggen dat zonder de dagelijkse bezoeken van mijn vroedvrouw in die eerste weken, ik nu geen borstvoeding zou geven. Bij beide kinderen. Zij was het die me tips gaf, die me moed insprak, die bij mijn eerste een ziekenhuiskolf regelde en die ons het vertrouwen gaf om door te zetten. Zij smoorde elk potentieel probleem in de kiem.
Eigenlijk is het logisch dat je kans op succes stijgt als je voor de bevalling correcte informatie meekrijgt over borstvoeding, en na de geboorte wordt begeleid met de opstart ervan. Dus waarom zit vroedkundige zorg niet in het standaard zorgaanbod voor en na de geboorte van een baby, vraag je je af.
Helaas is het tegenovergestelde waar. Het beroep van zelfstandige vroedvrouw staat zo erg onder druk dat 50% van hen overweegt om te stoppen. De werklast is hoog, het loon te laag. De vraag om extra middelen bleef onbeantwoord, waardoor in oktober de VBOV (Vlaamse Beroepsorganisatie van Vroedvrouwen) besloot om te deconventioneren. Dat wil zeggen dat vroedkundige hulp niet meer volledig terugbetaald maar juist veel duurder wordt, en daardoor veel minder toegankelijk.
In toenemende mate zullen jonge ouders er na drie dagen in het ziekenhuis quasi alleen voor staan, met name kwetsbare gezinnen. En dan zit je daar met je rauwe tepels en krijsende baby, tijd te verliezen in die eerste kostbare dagen en weken. Je zit met vragen en onzekerheden waarmee je niet meteen bij iemand terecht kan. En dan wordt het wel heel spannend voor de borstvoeding.
Is het wel een keuze?
Borstvoeding is een beladen thema. Iedereen en hun oma vindt er wat van, wat je ook beslist. Of je nu de borst geeft of de fles. Of je nu lang voedt of net heel kort. Altijd heeft wel iemand een mening. Het laatste wat ik wil doen is je een schuldgevoel aanpraten als je besluit om geen borstvoeding (meer) te geven. Jouw lijf, jouw keuze. Dat borstvoeding nutritioneel de beste keuze is maakt het nog niet voor iedereen de juiste keuze. Om wat voor reden ook.
Er is niet één ‘juiste keuze’, omdat elke situatie anders is. Maar er is wel heel veel nadruk op keuze. Jij kiest voor het een of het ander, en jij bent ook degene die moet dealen met het oordeel dat daarop volgt. Terwijl, als je wel wil maar ‘het niet lukt’ omdat je niet genoeg wordt ondersteund, is het dan wel een keuze?
En dan heb ik het niet eens alleen over het begin, maar ook over het volhouden. Want ‘zes uur of zes maanden: alle borstvoeding is goed’, zo probeert Kind en Gezin met de 6-6-6-6 campagne jonge ouders te stimuleren om het minstens te proberen. Maar we weten ook dat hoe langer je borstvoeding geeft, hoe groter de voordelen zijn. En daar wringt toch nog een schoentje.
Stuwing om 17u
Uit Nederlandse cijfers blijkt dat 70% stopt met zogen voor ze dit willen en dat 2/3 van deze ouders hier teleurgesteld over is. In Vlaanderen starten dan wel veel meer vrouwen met borstvoeding (iets meer dan 80% tegenover iets meer dan 50% bij onze noorderburen), ook hier daalt de grafiek heel snel (zie boven).
Met name werk is een belangrijke factor om te stoppen met borstvoeding. Het moederschapsverlof loopt af met vijftien weken, wanneer je baby nog veel drinkt. En hoewel je recht hebt om twee keer per dag je werk te onderbreken voor telkens een half uur borstvoedingspauze, is dat niet altijd evident. Wanneer je eerst naar de andere kant van het gebouw moet voor je kan beginnen met kolven, bijvoorbeeld. Of wanneer je je collega’s in de shit helpt door je kolfpauze op te nemen. En dat is wanneer het al lukt om te kolven, want voor sommigen is de opbrengst zo laag dat het niet eens de moeite waard is. Sowieso loopt dat kolfverlof af met 9 maanden. Daarna mag je genieten van stuwing om 17u.
De voordelen van borstvoeding zijn gekend. Bij de moeder verlaagt het de kans op borstkanker met tot wel 20-30%. Voor het kindje zijn er tal van kortetermijnvoordelen, zoals minder allergische uitslag, minder gastro-enterologische aandoeningen, en minder oorontstekingen. Mogelijk zijn er nog andere voordelen, zoals een verlaagd risico op diabetes, obesitas en sommige kankers, maar daar moet vooral nog meer onderzoek naar worden gedaan. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het klimaatvoordeel van minder methaan-uitstotende koeien. (Deze informatie is gebaseerd op het boek Cribsheet van Emily Oyster, waarvan je het hoofdstuk over borstvoeding hier kan downloaden.)
Gebrek aan investering
Daarom beveelt het WHO aan om zuigelingen exclusief te zogen gedurende de eerste zes maanden, en daarna vaste voeding te blijven combineren met moedermelk tot minimum twee jaar. Vlaanderen vertaalt dat advies naar onder andere Kind- en Gezincampagnes en het recht op borstvoedingspauzes, en hanteert een verbod op reclame voor zuigelingenvoeding. En da’s allemaal heel goed. Maar het is niet genoeg.
Het is een beetje te makkelijk om van de daken te schreeuwen dat moedermelk de beste voeding is en dan tegelijk maatschappelijk niet de ondersteuning te bieden die nodig is om die borstvoeding op grote schaal te doen slagen. De vroedvrouw moet je maar zelf regelen en in investeren, en ook langer thuisblijven met behulp van ouderschapsverlof is niet voor iedereen weggelegd, door de strenge voorwaarden en lage vergoeding.
Blijkbaar zijn de gezondheid en het welzijn van de allerkleinsten dus toch niet zo belangrijk voor de overheid als wordt beweerd. Terwijl, als je kijkt naar alle voordelen, je die investering er op termijn dubbel en dik uithaalt, zelfs als je enkel denkt in economische termen.
Nu wordt die investering voor een groot stuk gedragen door individuele huishoudens, en dat is een grote bron van ongelijkheid. Want de statistieken liegen er niet om: de kans dat je borstvoeding geeft stijgt met je inkomen, IQ en opleidingsniveau, terwijl kansarmoede ze doet dalen. Een overheid die hier niet in compenseert creëert dus een vorm van gezondheidsongelijkheid.
De kunstvoedingslobby
Borstvoeding staat voortdurend onder druk. Niet alleen door een gebrek aan overheidsinvesteringen maar ook door producenten van kunstvoeding. Deze miljardenindustrie investeert jaarlijks enorme bedragen in marketingcampagnes, en hoewel in België en Nederland directe reclame voor zuigelingenmelk verboden is, wordt op de vele sluipweggetjes druk gelobbyd. Zoals lactatiekundige Myrte van Lonkhuijzen schrijft in een artikel voor de Landelijke Borstvoedingsraad Nederland: ‘marketing gaat verder dan reclame. Dat gaat ook om naamsbekendheid, vertrouwen en emoties. En daarbij is niet alleen de vorm van de reclame belangrijk, maar ook de manier en de plek waar mensen ermee in contact komen.’ Ze geeft enkele voorbeelden van hoe specifiek zorgprofessionals getarget worden door marketing te ‘verpakken’ in scholing en handig voorlichtingsmateriaal (mét merknaam).
Als gevolg wordt bij problemen rond borstvoeding de oplossing vaker gezocht in producten, zoals kolven, bijvoeden en eventueel kunstvoeding, in plaats van te werken op de aanpak van de borstvoeding zelf: het aanleggen, het verhogen van de voedingsfrequentie, enzovoort. Via deze weg wordt de autoriteit van de zorgverlener eigenlijk misbruikt om een marketingboodschap door te geven. En die aanpak heeft de industrie geen windeieren gelegd, de verkoop van flessenvoeding is de voorbije twintig jaar verdubbeld.
Een ander voorbeeld is een motie die enkele maanden geleden werd aangenomen door de Nederlandse regering. Daarin wordt geproblematiseerd dat ‘zowel de wet- en regelgeving als de moeder- en kindzorg en daardoor ook de samenleving’ grote druk zou leggen op jonge moeders om zelf te zogen. Hierdoor zouden sommigen het ‘de hel’ vinden. Ook progressieve partijen stemden voor, omdat het best sympathiek lijkt: wie wil er nu niet minder druk op vrouwen. Alleen blijkt dat de enige wet waar die motie op kan duiden, en dus iets aan zou kunnen veranderen, de wet is die producenten van zuigelingenvoeding verbiedt om reclame te maken voor hun producten.
Weinig verrassend misschien blijken de indieners politici te zijn met connecties in de zuivelindustrie. Een van hun argumenten lijkt zo uit een reclamespotje voor kunstvoeding te komen (in veel andere landen nog wel toegestaan), namelijk dat flesvoeding kan bijdragen ‘aan een eerlijke verdeling van zorgtaken en andere taken’. Ook producenten van kunstvoeding stellen hun producten graag voor als ‘emanciperend’ voor werkende vrouwen. Feminisme in een flesje, dus.
Maar als je hier even op verder denkt dan is het juist heel vrouwonvriendelijk. Want het probleem wordt eigenlijk bij de moeder gelegd: doordat jij baart en zoogt kan je niet meedraaien in de ratrace. Wie langer thuis wil blijven om te zogen moet het kunnen betalen (àls je al recht hebt op ouderschapsverlof) en schiet niet zelden in haar eigen carrière. Maar is dat niet totaal oneerlijk?
We hebben nood aan een kader waarin vrouwen ervoor kunnen kiezen om in alle rust hun kind te voeden. Dat zij de enigen zijn die dat kunnen zou niet hén tot last mogen zijn. Kinderen zijn de toekomst, en dus een gedeelde verantwoordelijkheid. Dat het perfect mogelijk is om die ruimte te creëren zie je onder andere in Zweden.
Voedende moeders in het wild
We hebben dringend nood aan meer investeringen in de eerste duizend dagen van een babyleven (ook in de kinderopvang trouwens), en juist méér regelgeving om borstvoeding te beschermen, niet minder. Maar we hebben ook nood aan meer rolmodellen. Vorig jaar kreeg ik tijdens het voeden in de dierentuin een kaartje van een onbekende, om me te bedanken dat ik in het openbaar de borst gaf. Ik had er tot dan toe amper bij stilgestaan. Mijn baby heeft honger en het eten zit in mijn borst. Maar je ziet ze inderdaad niet heel vaak, voedende moeders in het wild. En steeds minder naarmate de baby’s groter worden.
Het leven met een pasgeboren kindje is iets wat je overkomt. Zeker bij een eerste. Je kan je bijna niet voorbereiden op de aardverschuiving die het in je leven teweegbrengt. Vooral omdat we zo weinig voorbeelden hebben. We zien zo weinig van opvoeden tot we er zelf aan beginnen. En in films en series zie je enkel flesjes geven, en op sociale media zie je een performance. Heel vaak van een opgetut Mariaatje dat in vervoering neerkijkt op haar zogende kind. Maar zo ziet borstvoeding er in het echt meestal niet uit.
Het is messy, met je ongewassen haar en je kleine oogjes en al die hormonen. Koekjes kruimelend op je baby’s hoofdje, dringend naar het toilet moeten maar je wilt ze niet wakker maken, en kan iemand je dringend meer water bezorgen? Het is je lijf op een heel andere manier leren kennen, nu het niet meer alleen van jou is. Borstvoeding geven is een beetje de controle opgeven en vertrouwen op het proces.
Het zou helpen als we wat eerlijker waren, ook over de moeilijke kanten van borstvoeding. Hoe het pijnlijk én heerlijk kan zijn. Als je weet wat je mogelijk te wachten staat dan ga je daar heel anders in.
Geen slechte moeder
En net zoals je naar de bevalling toe verschillende opties en scenario’s overweegt kan je dat ook naar de start van de borstvoeding toe doen, en bespreken met de vroedvrouw. Misschien kan je zelfs al eens nadenken over waar voor jou de grens ligt. Wanneer kost het je te veel, tussen allergieën, kolven en borstontstekingen door (ook al kan je dat op voorhand nooit helemaal voorspellen). En wil je dan gecoacht worden, of gesteund in je beslissing?
Ik lees soms stukjes van mama’s die het achteraf betreuren dat ze niet sneller zijn gestopt. Die er mentaal aan onderdoor gingen maar zich gefaald voelden als het niet lukte met de borst. Net als bij een bevalling denk ik dat het belangrijk is dat je het gevoel van regie kunt behouden. En soms betekent dat stoppen, omdat het écht niet lukt, ook niet met alle ondersteuning en doorzettingsvermogen van de wereld. Soms is stoppen de beste keuze voor moeder én baby. Het uitgangspunt moet dan zijn: proficiat dat je zo ver bent geraakt.
Je bent geen slechte moeder als je je kind kunstvoeding geeft (of een combinatie). Net zoals je geen betere moeder bent als je wel melk blijft maken. Flesvoeding is een oplossing voor een probleem: een baby moet eten maar krijgt geen melk uit de moederborst (ongeacht de reden). En poedermelk aangelengd met schoon drinkwater is streng gecontroleerde, hoogwaardige voeding. Vroeger bestond dat allemaal niet.
Alleen vergeten we snel dat er vroeger ook een andere oplossing bestond. Als het niet lukte met de borstvoeding was er gewoon een andere vrouw in de gemeenschap die dat overnam. Omdat mensen er nooit voor gemaakt waren om het alleen te doen.
In moderne tijden is het misschien niet zo evident om je baby even aan te leggen bij een buurvrouw of vriendin. Maar met kolven, koeling, transport en medische controle hebben we wel de tools in handen voor een goed gesmeerde donormelkmachine. Dat is ook wat de WHO aanraadt. In België bestaan er vier melkbanken (verbonden aan twee Brusselse en twee Luikse ziekenhuizen), maar een algemene regelgeving rond melkdonatie ontbreekt. Een nieuwe resolutie, die er kwam op vraag van tal van experts, maakt het nu wel mogelijk dat elk gewest een eigen moedermelkbank opstart, maar ook daarmee zijn we nog ver verwijderd van gidsland Brazilië. In haar boek Birth Day beschrijft Lieve Blancquaert hoe de brandweer daar rondrijdt om porties gekolfde melk op te halen.
Om maar te zeggen: als we echt zouden willen dan kunnen we van borstvoeding een prioriteit maken op een heel ander niveau. Tot die tijd, stop met moeders shit te geven.
(* Ik heb het in dit stuk over borstvoedende ‘vrouwen’, maar verwijs hiermee naar iedereen die zoogt. Wie borstvoeding geeft maar zich niet identificeert als vrouw alsook zogende trans vrouwen ondervinden ongetwijfeld ook nog bijkomende uitdagingen, maar deze vallen buiten het bereik van deze post.)
Comments