Ik zie er nog goed uit voor mijn leeftijd, al zeg ik het zelf. Zeker als je bedenkt dat ik toch al wat jaartjes op de teller heb. Hoe oud ik ben? Dat vraag je niet aan een dame. Maar goed, omdat je aandringt. Drieëndertig lentes jong, voor wie de kalender wil geloven. Geboren op een koude decemberdag in 1990. Maar eigenlijk besta ik al veel langer. Was ik er stiekem al bij in 1966, toen mijn grootmoeder zwanger was van mijn moeder. Drie generaties in een lijf, denk je eens in. Een moeder, een baby, en een hele batterij eicellen voor de volgende generatie. Wie heb ik zelf zo meegedragen aan potentiële kleinkinderen, vraag ik me af. En welke toekomst zullen zij kennen?
Er is een lange lijn die me verbindt met het verleden en de toekomst. Wel gezellig eigenlijk, je bent nooit helemaal alleen wanneer je denkt aan alle voorouders die je zijn voorgegaan. De nazaten die je nog zullen volgen. Je komt ergens vandaan, hoort ergens bij. Maar wie zijn al die mensen eigenlijk? Ik ken mijn overgrootouders slechts uit enkele verhalen en schaarse foto’s. De vrouw met de diepliggende ogen die zo van taartjes hield maar een eenzame jeugd had. De diamanthandelaar, de herbergierster, de flierefluiter, de collaborateur, de keuterboer, de roddeltante, de hondenkweker. Heb jij je ooit afgevraagd, wie jij allemaal met je meedraagt? Wat is jouw erfenis?
Soms zie ik hen, in de spiegel of in mijn kinderen. De wenkbrauwen waar mijn bomma om bewonderd werd heeft mijn dochter ook. En die koppigheid die we delen komt een beetje overal vandaan. In de puzzel van wie ik ben zijn van ieder stukjes terug te vinden. Mama’s pragmatisme, papa’s lak aan autoriteit, bomma’s zorgzaamheid, peteres plichtsbewustzijn, moekes leergierigheid, bompa’s vindingrijkheid. Er leeft veel van mijn familie in mij.
De generaties voor je: je kan ze je inbeelden als handen die je dragen, die je een estafettestokje doorgeven of een schouderklopje bezorgen, die je voortduwen of ruggensteun bieden.
'Le mort saisit le vif'
Er is nog een ander beeld. Van een hand die je niet steunt maar vasthoudt. Een uitspraak in het Franse erfenisrecht, ‘le mort saisit le vif’, vat dit beeld perfect. De dode die de levende bij de kraag grijpt. Niet alles wat je krijgt is het aannemen waard. Niet elke erfenis is gewenst. Je kent ze wel, de gebruikelijke verrassingen als financiële schulden of buitenechtelijke kinderen. Maar het is meer dan dat.
Ook overtuigingen, zelfbeelden, hechtingsstijlen of blinde vlekken kun je overerven. Ook al heb je niets bijzonders met je voorouders voorbij degenen die je zelf kent of hebt gekend, toch valt er een lijn te trekken van jou over je ouders, grootouders en overgrootouders tot je betovergrootouders en verder in hoe ze leefden, hoe zij met hun kinderen omgingen en over zichzelf dachten, de dromen die ze koesterden en de kansen die ze verzilverden of waar ze naast grepen.
Daarbij is er meestal geen moment voorzien, zoals bij een testament, om stil te staan bij wat je wil behouden en verderzetten, en wat niet. Maar in tegenstelling tot een fysieke erfenis van, ik zeg maar wat, slechte ogen, zwakke ruggen of de aanleg voor 1001 aandoeningen heb je over dit ontastbare erfdeel wel enige macht om het te transformeren.
In een lijn achter elkaar
Tijdens mijn eerste zwangerschap deed ik een familieopstelling. Elke generatie werd gerepresenteerd door een stoel, die in een lijn achter elkaar werden neergezet. Om de beurt ging ik op een ervan zitten om me te proberen verplaatsen in die respectieve voorouder. Het was emotioneler dan ik had verwacht. En voorbij waar of onwaar heb ik er veel aan gehad.
Toen ik in verwachting was van mijn tweede kindje stond ik op een heel ander punt in mijn leven. Mijn eersteling was zo gewenst maar totaal onverwacht. Ze zette mijn hele leven op z’n kop. Nog niet zo lang samen met mijn lief, een doctoraat dat af moest, financiële zorgen, een stuitbaby en twee keer verhuisd in 9 maanden. Na de geboorte vond ik maar moeilijk mijn weg in het moederschap.
Hoe anders was het de tweede keer, toen we veel beter wisten waar ons aan te verwachten. Ik had sindsdien ook een heel traject afgelegd in mijn persoonlijke ontwikkeling, onder andere ten opzichte van die transgenerationele erfenis. De moeite met kwetsbaarheid tonen, de zoektocht naar bevestiging en validatie, de angst voor afwijzing en falen, het obsessief-compulsieve kantje. Ze zijn niet helemaal weg, maar ze hebben minder gewicht.
De band die ik heb met mijn tweede kind is anders dan met mijn eerste. Er is evenveel liefde, maar van het begin af aan minder turbulentie. Ik vraag me af in hoeverre waar je staat in je leven wanneer je je kindjes krijgt hen beïnvloedt, en je relatie met hen bepaalt. En dat begint heel primair bij de stofjes die je baby binnenkrijgt in de baarmoeder. Want daar wordt bijvoorbeeld het stresssysteem gevormd dat je kindje hun hele leven met zich meeneemt. Alle spanning en onzekerheid die ik ervaarde tijdens mijn zwangerschap, hoe heeft die het zenuwstelsel van mijn dochter beïnvloed? Zal dat haar op haar beurt vatbaarder maken voor stress? Ik herinner mezelf eraan dat het allemaal niet zo apocalyptisch is als het klinkt. Je verkloot je kind niet zomaar en er zijn voortdurend herkansingen. Maar toch …
Verder bouwen
Het gaat er denk ik om mild te zijn, zowel naar jezelf als naar de vorige generaties toe. Er is het weten wat kinderen nodig hebben om veilig en vrij op te groeien. En er is de realiteit van zelf op je eigen groeipad te zitten. Elke generatie heeft de kans om het patroon te herschrijven, om een opening te wrikken in de kabel die ons verbindt met onze voorouders. Maar dat gebeurt niet van vandaag op morgen, zelfs niet in een generatie. Iedereen handelt naar beste inzicht en vermogen, en iedereen gaat op hun eigen manier om met het rugzakje dat ze hebben meegekregen. Ik ben mijn ouders dankbaar voor hoe ze boven zichzelf zijn uitgestegen, voor de inspanningen die ze hebben geleverd om betere ouders te zijn. Daar bouw ik weer op verder.
Maar soms zou ik willen teruggaan in de tijd en mijn kleine mama en mijn kleine papa een dikke knuffel geven. En kleine Yannice. Om hen te zeggen dat het ok is. Dat we de hardheid die we aan elkaar doorgeven als overlevingsmechanisme mogen neerleggen, afwerpen als een slangenhuid en mild zijn. Steeds milder. Ook dat leer je gaandeweg. Dingen waar ik nu met empathie op reageer, zoals eens baby die zijn slaap niet kan vatten, zouden me vier jaar geleden op de kast hebben gejaagd. Elke zwangerschap heeft me veranderd. Alsof ik met elk kind voor een stuk herboren ben.
Ik vraag me soms af wat ik aan mijn kinderen zal nalaten. Hoe ze beide op hun eigen manier zullen terugkijken op hun jeugd en wat ze zullen meenemen. Ik denk aan de generaties die nog moeten komen. Wat wil ik meegeven aan hen, en wat mag losgelaten worden? De erfenis voor de toekomst wordt nu gesmeed. Wat voor oermoeder wil ik zijn? Dat is dan mijn levenswerk.
(Omslagafbeelding: © Yannice De Bruyn)
Comments