top of page
  • Yannice De Bruyn

Leven mijn kinderen in een gevangenis?

“Get out!” De ouders van Fran Lebowitz wonden er geen doekjes om, zoals ze vertelt in de docuserie Pretend it's a City. “Ga buiten spelen.” En dat was niet omdat ze bezorgd waren dat de kinderen niet genoeg buitenlucht kregen, maar omdat ze geen zin hadden in hun gezelschap. “We’re not interested, we don’t want to deal with you, so get out.” En dus speelden die kinderen heel der dagen buiten. Want zo ging dat in die tijd. Vandaag klinkt het hard, maar er stond veel vrijheid tegenover.


De verhalen die onze ouders vertellen over hun jeugd spreken tot de verbeelding. Dagenlang rondscharrelen in het bos om pas ‘s avonds weer thuis te moeten zijn. Urenlang buiten spelen na school, forten bouwen met je vrienden, of samen de straten rondom je ouderlijk huis onveilig maken. Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat gaan sleeën in het park om de hoek, om verkleumd maar voldaan aan te schuiven aan tafel. Om op een zo’n dag een been te breken. Of een pak slaag te krijgen als een boze buurman was komen klagen, dat ook.


Vrije uitloopkinderen, er bestaat een woord voor. Ze zijn zeldzaam geworden. Vandaag word je er scheef om bekeken, men zou het niet vrijheid noemen maar verwaarlozing, onverantwoord. De tijden zijn veranderd. Noëmie Willemen, die het moederen vanaf de jaren ‘50 tot nu bestudeert, merkt op dat kinderen een project zijn geworden, waarvoor van ouders verwacht wordt dat ze zich er volledig in storten.


De keuze der keuzes

Mijn grootouders overviel het ouderschap enigszins. Mijn ouders waren wel gewenst, maar niet zo weloverwogen gepland en getimed als vandaag de norm is. En waren ze niet gewenst dan was dat ook zo geweest, veel opties waren er niet.


Sinds we voor kinderen kunnen kiezen (of niet kiezen) wordt van ouders verwacht dat we elk domein van hun leven optimaliseren. Van wat ze eten tot wanneer ze slapen, welk speelgoed het best is voor hun hersentjes en wat ze beslist niet hebben mogen. Van voedingsschema’s tot ontwikkelingsdoelen, alles kan gemeten en gecontroleerd worden. Het zal niet verbazen dat zelfs voltijds werkende moeders meer tijd met hun kroost doorbrengen dan huismoeders in de jaren stillekes. Het territorium van ouders over het leven van hun kinderen is steeds groter geworden, en dat van kinderen steeds kleiner, aldus Willemen.


Monica Wilde, een Schots expert wildplukken, zei eens in een interview dat kinderen vandaag in een gevangenis leven. Van hobby’s tot huiswerk, met onze volle agenda’s blijft er weinig vrije ruimte over, tijd om je te vervelen en creatief te worden, om op te gaan in je fantasie, om helemaal zelf in te vullen.


Vrijheid of veiligheid?

Natuurlijk zijn er meer auto’s dan vroeger, en minder volwassenen die thuis zijn om een oogje in het zeil te houden. Als kinderen een project zijn geworden is het een zeer geïndividualiseerd, geprivatiseerd project. Ik las ergens een quote dat we vandaag alleen proberen doen wat we vroeger in groep deden, en ons dan afvragen waarom we voortdurend moe zijn. Alloparenting, waarbij iedereen samen de kinderen een beetje opvoed en ook oudere kinderen een begeleidende rol opnemen, is al even uitgestorven in onze westerse maatschappijvisie als het vrije uitloopkind.


Maar vooral zijn we steeds risicomijdender geworden, op alle fronten. Zelfs vuil worden, een logisch gevolg van buitenspelen, wordt door veel ouders angstvallig gemonitord. Een vraag die me bezighoudt: zijn vrijheid en veiligheid elkaars tegenovergestelde? Of bestaat er een middenweg? Risico’s leren nemen is een deel van opgroeien. Nee, onze grootouders maakten het bij momenten misschien wel te bont. Maar zijn wij niet te ver doorgeslagen in de andere richting? Hoe kunnen we kinderen mede-auteur laten zijn van hun eigen jeugd?


Verantwoordelijkheid

Kinderen kunnen meer dan je denkt. Zelfs heel jonge kinderen vinden het fijn om hun eigen kleren te kiezen, mee te helpen in het huishouden en alles zelf te ontdekken. Als ouder moet je af en toe op je tong bijten als ze weer eens ergens opklimmen, gaan aanhangen of andere kunsten uithalen, maar kan je wel een veilig kader creëren waarin ze niet van de trap kunnen vallen of met messen kunnen spelen, ik zeg maar iets.


Oudere kinderen kun je helpen een goede risicoanalyse te maken, maar daarna moet je ergens ook gewoon op hun inschatting proberen vertrouwen. Er wordt heel veel ingevuld voor kinderen, zo en zo moet je iets doen, en risico’s worden zo veel mogelijk geminimaliseerd. En misschien word je daarmee wel goed voorbereid op een leven van je weinig vragen stellen en in de rij lopen, maar je wordt er niet creatiever van. Je leert er niet door op je eigen oordeel vertrouwen of verantwoordelijkheid opnemen.


Traag, trager, traagst

Nog een belangrijke voor ons gezin is rustmomenten inbouwen waarop niets moet en vrij spel kan ontstaan. Dit kan rustig zijn of wild, buiten of binnen, samen of alleen. Het gaat om momenten waarop kinderen de regie hebben zonder dat er een volwassene politietje loopt te spelen. Ik las eens dat je een dag met kinderen kan beschouwen als een afwisseling van in- en uitademingen. Op een inademing neemt de volwassene het roer, bijvoorbeeld bij de ochtend- of avondroutine. Op een uitademing laat je dat los en is het aan je kind om hun tijd in te vullen. Verveling mag, is een bron van creativiteit zelfs. In mijn ervaring is het net wanneer mijn kind overprikkeld is dat ze afleiding zoekt, geëntertaind wil worden, omdat ze niet in zichzelf kan landen.


Dat vertragen is niet altijd makkelijk in een snelle wereld. We zijn altijd druk, hebben een miljoen plannen, staan op de klok. Hoeveel plaats heeft je kind in die planning om kind te zijn, en om zelf beslissingen te maken? Onze volwassen drukte is soms gewoon niet compatibel met ze. Van de peuter die alles ‘zelluf' wil doen en daar tien keer langer over doet dan jij, tot het schoolkind dat nood heeft aan een dagje rustig thuis maar je werk is er ook nog en de grootouders hebben geen tijd en je hebt maar zoveel verlofdagen.


Niet alleen

Maar, en nu komt het, zelfs als je wel de tijd neemt en je kind regie geeft en vrij spel aanmoedigt en de buitenlucht opzoekt, dan nog is de kans klein dat ze even vrij zullen rondzwerven met leeftijdsgenootjes als onze ouders of zelfs wij dat deden, simpelweg omdat er geen andere kinderen meer zijn die dat doen. Met wie zouden ze forten gaan bouwen ‘in het wild’ (zonder dat dit een door volwassenen begeleide activiteit is)? Alles wat ik net opsomde vertrekt vanuit die individualistische kijk op ouderschap, en daar loopt het ook op vast. Of beter: daar loopt het tegen zijn limieten aan.


Er zijn uitzonderingen. Vrijbuitersplaatsen waar je nog wel roedels ronddwalende kinderen kunt vinden. De camping is er zo eentje. Afgelopen zomer kochten wij een tent en besloten we het kamperen eens uit te proberen. Dat viel ongelofelijk goed mee en voor een groot stuk lag dat aan de kindjes die elke dag onze tent aandeden voor een praatje en die met plezier onze vierjarige op sleeptouw namen. Ze deden tikkertje en verstoppertje, speelden in de zandbak, gingen naar de dieren kijken, hingen rond op de trampoline, reden rond op go carts (interessant hoeveel kinderen daar op passen) en weet ik wat nog allemaal. Want hoewel we af en toe eens gingen kijken, vertrouwden we er ook op dat onze meid in goede handen was. Niet alleen waren de andere kindjes iets ouder en zouden ze ons wel komen waarschuwen als dat nodig was, er waren ook genoeg volwassenen in de buurt om passief mee op te letten. Ik genoot zowel van de rust als van het verwilderde kind dat ik terugkreeg, vol van leven en verhalen.


Kamperen gaan wij zeker nog doen. Maar ook thuis hoop ik op termijn op onze eigen roedel. Dat er ook bij ons in de straat zo’n kinderkliek ontstaat wanneer ze wat groter zijn. Die lekker rondhangen bij elkaar of buiten, op de autovrije stukken. Dat het bij ons thuis soms de zoete inval is en soms ook heerlijk stil. Dat er iets ontstaat dat meer is dan de som van de delen. Dat we het niet alleen moeten doen.


(Omslagfoto: Brina Blum)

Commentaires


bottom of page