top of page
  • Yannice De Bruyn

Ik ga op reis en ik neem mee … de kinderen

De zomer staat voor de deur. Voor wie op reis gaat begint het aftellen te korten. In eigen land of ver weg, de reisbeperkingen van een paar jaar geleden zijn gelukkig voorbij. Er vliegen hier geregeld vliegtuigen over. Ik vraag me af waar ze heen gaan.


Hoe lang is het geleden dat ik zelf nog vloog? Ik moet even tellen. Dat was ooit anders. Die Yannice van vroeger, ik kijk soms met nostalgie op haar terug. De aspirant wereldburger. Leuke reizen waren dat. City trippen in Europa, met de rugzak op stap in Azië, Zuid-Amerika, het Midden-Oosten. Op een zo’n reis liep ik de vader van mijn kinderen tegen het lijf. Nu reizen we vooral nog door onze herinneringen.


Reizen betekent … je grenzen verleggen (letterlijk én figuurlijk). Andere culturen leren kennen, je onderdompelen in verwondering. Je laten leiden door het moment en de mensen die je toevallig tegenkomt, een bont allegaartje. Om juist als alles anders is jezelf beter te leren kennen.


Een privilege is het ook. Van genoeg geld, het juiste paspoort en gunstige wisselkoersen. Van vliegtickets en een ecologische voetafdruk waarvoor je zelf slechts een fractie van de ware prijs betaalt.


Mijn ‘oude’ leven. Het voelt tegelijk dichtbij en veraf. Soms mis ik het. Meestal niet, als ik eerlijk ben. De onzekerheid en de eenzaamheid. Ik heb er meer innerlijke rust en twee splinternieuwe mensjes voor in de plaats gekregen. Babyknuffels, puddingkaakjes en absurde kleutergesprekken. Ik zou ze niet meer kunnen missen. Maar af en toe komt er een vleug weemoed voorbij en zou ik best eens in een tijdmachine willen stappen. Om even terug díe persoon te zijn, op díe plek.


Al dagdromend fiets ik weer door de Mekong Delta in Vietnam. De lucht loom, het leven traag in de namiddaghitte. Kleine stalletjes langs de kant van de weg die vers bereide snacks verkopen, of noedelsoep, of straffe koffie. Uren doorgebracht in een hangmat, lezend, schrijvend, schetsend.


Mijmerend sta ik weer op een lokale bus door de Colca kloof, Peru. Música criolla schallend door de boksen, stromende regen en aangedampte ramen, de mensen dicht tegen elkaar aangedrukt. Weidse uitzichten bezaaid met veldarbeiders in de traditionele klederdracht: de vrouwen in brede, kleurrijke rokken en hoge witte hoeden. De typische aardse geur die ik zo met Peru ben gaan associëren.


Zo wordt op het scherm van mijn geestesoog een waaier aan herinneringen geprojecteerd.


Nog eentje: een snapshot van een Iraanse bazaar, met haar sierlijke bogenarchitectuur. De rijke geur van kruiden komt me weer tegemoet, de droge hitte. Smachtende muziek uit een van de voorbijrazende auto’s verderop. Een stad omringd door witgerande bergen.


Niet zozeer de plaatsen uit de toeristengids zijn blijven hangen, maar kleine momenten. Ze zijn als een juwelendoosje om te openen wanneer ik er nood aan heb. Wanneer ik mezelf eraan wil herinneren dat ik dat was, die al die rijkdom in me opnam.


Oh wat zou ik graag weer eens zó’n reis maken. Even heel intens leven, even helemaal vrij. Maar backpacken met kinderen? Nee, dat zie ik niet zitten. Niet dat het niet kan. Niet dat er geen mensen zijn die dat gewoon doen. Kinderen mee en weg. Op haar blog Liesellove.be geeft Lieselot De Smet tips voor reizen met kinderen, ook naar verre bestemmingen. Ze schreef er zelfs een boek over (waarvan ik de titel stal voor deze post): Ik ga op reis en ik neem mee … de kinderen. In principe is alles mogelijk.


Maar ik zou het te hard missen zoals het was. Die vrijheid waar ik zo van geniet bestaat gewoon niet met (jonge) kinderen. Als ouder ben je rond de klok van dienst. En die driftbuien reizen natuurlijk gewoon mee. Ik beeld me al in: aan de Taj Mahal met een krijsende kleuter. Toch iets minder romantisch. Je springt ook niet zomaar even op een brommer, begint niet aan een dagenlange trektocht door de bergen (ik niet) en zou je maar met een bang hartje wagen aan een wervelende taxirit door Teheran.


Daar komt bij dat even crashen na een inspanning niet bepaald in de sterren staat, die marge heb je niet meer. En wat heb je aan twintig hangmatten als je er niet eens twintig minuten in kunt gaan liggen zonder gestoord te worden. Wat zeg ik, twee minuten!


Nee, dat soort reizen gaan we de eerste jaren niet meer maken. Daar vrede mee vinden is een proces. En een beetje een zoektocht: wat voor reis willen we dan wel? Welke formule maakt alle gezinsleden blij en past binnen ons budget? Wat zijn de onderliggende behoeftes waar backpacken een antwoord op was en hoe kan ik daar op een andere manier vervulling aan geven? En moeten we daar überhaupt wel voor op vakantie?


Het antwoord op deze vragen is voor iedereen persoonlijk. Maar ja, ik vind het belangrijk om er af en toe eens tussenuit te knijpen. Omdat dat de momenten zijn die me het meeste bijblijven, de momenten waarop herinneringen worden gemaakt. Thuis lijkt iedere dag een beetje op de vorige. De routine die ons rust en regelmaat brengt voelt soms als een kooi, een aaneenschakeling van ‘moetjes’. Sleur. Waarom de Griekse mythologie Sisyphus met die kei opzadelt begrijp ik niet, ze hadden hem ook gewoon het huishouden kunnen laten doen.


Ook al stap ik niet meer zo snel op het vliegtuig voor een weekendje Rome of Madrid, mijn vrijheidsdrang blijft groot. Even niets moeten. Of minstens de was en de plas eens op een andere locatie doen. Uitstapjes maken, dingen bezoeken. Even weg uit het huis dat te vaak voelt als een visuele to do lijst. Even met meer aandacht leven, in het moment.


Voorlopig zijn we geland op korte tripjes in de buurt. Experimenteren met formules: kamperen, boerderijvakantie, hotelverblijf, vakantiepark. Niet te lang in de auto, misschien zelfs eens met de fiets Vlaams-Brabant door. Tijd in de natuur, ‘ne keer gaan eten’. Het is niet zo spannend als gaan backpacken. Maar het is eens wat anders.


(Omslagfoto: Mathieu Stern)

Comments


bottom of page