top of page
Yannice De Bruyn

“Ik ben een baby, weih, weih”

Ik heb soms een baby’tje van 15 kilo. Ze kan al praten, puilt uit haar oude wiegje en eet flink boterhammetjes met choco. Er zijn ook veel dingen die ze nog niet kan, dat legt ze ons uit. Zo moet ze worden gedragen, gevoed en gewiegd, en af en toe (alsof) een propere luier aan. Voor een kind dat zo vroeg al zelfstandig was, dat zelf haar kleren koos, ze aantrok en op het potje ging nog voor ze goed en wel 18 maanden was, verbaast het me hoezeer dat babyspel aantrekkelijk blijft. Opgroeien gaat niet altijd in een rechte lijn. “Ik ben een baby, weih, weih,” zegt ze regelmatig, al vanaf ongeveer haar tweede verjaardag. Wij zijn er altijd in meegegaan, hoewel het soms flink vervelend is. Want eigenlijk kan ze dat toch allemaal allang zelf.


Maar als je er even bij stilstaat is het zo gek nog niet. Want baby’s zijn schattig, moeten nog niets, worden op hun wenken bediend en iedereen doet altijd alleen maar lief tegen ze. Een driejarige handelt nog steeds vooral op impulsen, maar van hen wordt een heleboel verwacht. Er zijn regels om zich aan te houden, dingen die ze moeten doen, structuren en schema’s. Met hun willetje en hun grote mond zou je bijna vergeten hoe klein ze eigenlijk toch nog zijn. Hoeveel nood er nog is aan geborgenheid, aan bemoedering. Zo klein ze nu is zal ze nooit meer zijn, wanneer ik me dat bedenk druk ik mijn kleine baby’tje het liefst zo dicht mogelijk tegen me aan.

Comments


bottom of page