We fietsen langs het kanaal, de kinderen en ik. Een vanvoor, een vanachter en ikzelf als hotdogworstje tussenin. Dit vinden we leuk, de wind op onze huid, veel ‘gagaks’ om naar te wijzen en tijd voor filosofische gesprekken (die allemaal beginnen met ‘mama, waarom’).
Af en toe steken we iemand voorbij. Maar meestal zijn wij het die voorbijgestoken worden. Sneller, mama, klinkt het achter mij. Ik gniffel. Als kind was ik net zo’n snelheidsduivel. Maar antwoorden doe ik al hijgend: ik kàn niet sneller. Het zweet parelt nu al op mijn kin. Toen we deze fiets kochten was er geld voor noch nood aan elektrische aandrijving. Dus beweeg ik ons verzameld gewicht puur op beenkracht vooruit.
Soms is het frustrerend. Wel willen maar niet kunnen. Snelheidsduivel af ben ik nog niet. Als ik mijn ogen sluit kan ik vliegen, maar hier en nu heb ik geen motor, een zwaar frame met 90kg mens erop en niet meer dan gemiddelde beenkracht.
En ik bedenk me: gaat het niet altijd zo? Hoe vaak zie ik niet mensen, online of in het echt, die alles lijken te doen. Die met eindeloos veel energie waarmaken waar ik nog niet van kan dromen. Maar je ziet niet het hele plaatje. Je ziet niet welke middelen een ander heeft, noch welke lasten. Dus gaat de vergelijking niet op.
En welk voordeel heb ik zelf? Het voordeel van jonge, gezonde benen. Van een fiets die misschien zwaar maar wel goed gebouwd is. Van een persoonlijke coach die me letterlijk in de rug duwt. Mijn eigen meevallers zijn soms al net zo onzichtbaar, maar ze zijn er wel.
Ja, fietsen, je wordt er filosofisch van.
Comments