Krakkemikkig potje. Slippers van gerecycleerd materiaal. ‘Afvalbal’. Bezem van grashalmen. Instrument gemaakt uit het materiaal van een grote vrucht. Aftands speelgoedterreinwagentje. Het zou evengoed 1994 kunnen zijn bij mijn lokale bakker. In de toonbank liggen objecten uit een fictief Afrika, hetzelfde Afrika dat wij als kind telkens opnieuw te zien kregen. Met uitgehongerde kindjes met bolle buikjes, lompen van kleren en afvalspeelgoed, spelend in het stoffige roodbruine zand.
De bakker bedoelt het goed. Dit stilleven is bedoeld om het ‘moederdagontbijt’ te verkopen ten voordele van de organisatie Bollé Bollé. Op hun website zien we de gekende foto’s van zwarte kindjes, in de klas, in een houten kano of op de savanne. Een vrouw voor een hut die maniok maalt met een stamper. Je kan er zelfs wenskaarten van kopen.
Bollé Bollé, in navolging van de pater die de organisatie stichtte, bedoelt het goed. En hopelijk worden er met hun investeringen in het ziekenhuis in Mwanzugi, Tanzania veel mensen geholpen. Maar met hun beeldvorming van ‘Afrika’ helpen ze niemand vooruit. Het is het enkele verhaal dat schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie in 2009 al aankaartte in haar Ted Talk The Danger of a Single Story.
Ze specificeren dan wel het land waar ze werkzaam zijn, toch verandert dit soort campagnes weinig aan het fantasiebeeld van ‘Afrika’ als één groot land vol arme mensen die in de eerste plaats slachtoffer zijn, naast nog een resem schadelijke stereotypes, die hun zaakjes maar niet voor elkaar lijken te krijgen en die voor alles afhankelijk zijn van Westerse weldoeners. Dat is het enkele verhaal dat we dus blijkbaar nog steeds herhalen bij elke gelegenheid en waarbij het nog maar de vraag is wie de werkelijke begenadigden zijn, de mensen die willens nillens gered moeten worden of de mensen die daarmee hun geweten kunnen sussen.
Op de school van mijn dochter werd onlangs een soortgelijk verhaal verteld. Ze organiseerden een vastenvoettocht voor het goede doel. Honderd kleuters die blokje rond wandelden, alle kanten opsprongen en hun gezicht geel maakten met paardenbloemen. Het sponsorgeld dat daarvoor werd opgehaald was bestemd voor de bouw van containerklassen in Madagaskar. Op zich weer met de beste bedoelingen, maar vorig jaar vond ik dit zo ongemakkelijk dat we het sponsoren aan ons hebben laten voorbijgaan. Nu voelde ik me een beetje verplicht, omdat mijn dochter het ondertussen goed beseft en thuiskomt met de verwachting dat wij mooi meedoen met al de rest. Ik liep ook mee met de tocht als ondersteuning van de juffen. Onder de brandende lentezon wist volgens mij geen enkele kleuter meer waarvoor ze dit deden. Maar volgend jaar krijgen ze weer dit verhaal, en het jaar daarop weer: de arme kindjes in Afrika kunnen zelfs niet naar school. Wij moeten ze helpen.
En dan komen ze in de bakker en daar zien ze weer hetzelfde verhaal. En in het ziekenhuis waar je cash kan stoppen in een glazen ton ten voordele van een partnerziekenhuis met ook weer zo’n plaatje van armoede erop. En op nog zovele andere plaatsen. Tot ze zich zelfs niet meer kunnen voorstellen dat Afrikanen nog iets anders kunnen zijn dan arm. En ze zich een soort automatisch neerbuigend medelijden eigen maken zoals Ngozi Adichies Amerikaanse kamergenoot op de universiteit, die verbaasd was over hoe goed haar Engels was, en zeer verrast dat dit de officiële landstaal is van Nigeria, waar de schrijfster opgroeide.
Ik had gehoopt dat we hier voorbij waren, maar dat toont denk ik vooral mijn naïviteit aan. Soms zet ik stappen in mijn eigen bewustwording en heb ik niet door dat nog niet iedereen mee is. Het continent Afrika is niet alleen veel en veel groter dan je van op de Mercatorprojectie wereldkaart zou begrijpen, maar ook veel en veel diverser dan we ons maar kunnen voorstellen. Er zijn zovele verhalen van kracht en trots en geschiedenis en moed en schoonheid en rijkdom en … die verdwijnen achter dat ene verhaal van armoede en afhankelijkheid. En wat daar gemakkelijkheidshalve ook buiten beschouwing blijft is de verantwoordelijkheid van de westerse landen die hun voormalige kolonies bewust in chaos hebben achtergelaten, zodat ze ze ook vandaag nog kunnen blijven leegjatten.
Dit alles wil ik zeggen aan de bakker, maar ik durf het niet. Ik weet hoe goed ze het bedoelt. En het vraagt meer woorden dan ik in de tijd dat het aan mij is kan volpraten om haar die mindshift te laten maken. Misschien ga ik eens terug op een luw moment en geef ik haar een briefje met de naam van de Ted Talk. Want als wij deze moeilijke gesprekken niet durven aangaan en niet investeren in de zichtbaarheid van àlle verhalen, dan verandert de status quo niet, of niet snel genoeg. En dan schuiven we het probleem in de schoenen van de kindjes van kleur die met de vooroordelen moeten dealen.
(Omslafafbeelding: Bas Peperzak)
Comments