Je knippert met je ogen en voor je het weet zit je te kreunen in je bevalbad. Zo snel gaan die dingen. Ik ga voortaan door het leven als het besje dat ik eigenlijk ben, steeds herhalend: waar is de tijd? Nu ben ik er nog niet helemaal klaar mee, maar het begint toch te korten. In de lucht hangt reeds de belofte van de lente, en met de eerste krokussen mogen we ook ons broertje verwachten. Ik kijk ernaar uit hem te ontmoeten met mijn ogen, handen, huid. Om aan zijn hoofdje te ruiken tot ik buiten adem raak (oh, wat ruikt zo’n pasgeboren baby GOED!). Maar ik zal hem toch ook missen zo dichtbij. Hem te voelen bewegen, ook al is dat op mijn blaas. Het raden of wat uitsteekt nu een voet is of een knie. Hem een boodschap sturen in gedachten: “he baby.”
Baren betekent niet alleen een afscheid van de baby in je buik, maar ook van je leven zoals het was. Het is een overgave aan het zorgen, aan die kleine kwetsbaarheid in leven houden. Postpartum is even niets doen, maar er gewoon zijn voor je kindje. Het is de boel de boel laten en hulp aanvaarden (én vragen). Dat loslaten is moeilijk voor mij, ik die graag bezig blijf en controle behoud. Na de geboorte dicteert baby’s ritme alles, de klok rond. Eten, slapen, verschonen en herhaal. Leg daar een deken van vermoeidheid over, en dit keer een driejarige die haar eigen hoogtes en laagtes zal doen voelen in respons op de baby.
Daar probeer ik me op voor te bereiden. Het loslaten van de zwangerschap speelt een rol bij de bevalling, die in zo’n grote mate bepaald wordt door psychologische factoren. Mijn hoofd moet de baby loslaten zodat mijn lichaam dat ook (optimaal) kan doen, dat is het plan. Maar ik zal deze zwangerschap missen, ook al krijg ik er een baby voor in de plaats. En da’s ok. Dat mag een plaats krijgen.
Mijn laatste baby, het einde van een tijdperk. Dag endorfine high, dag volle buik, dag main character vibes. Ik stel me mijn lijf voor zonder kind erin, nog rauw van de bevalling, met een flubberbuik en lekkende borsten, donkere wallen en oksels die stinken naar zure melk. Laat maar komen. Dit keer ben ik voorbereid. En hoewel je daarmee niet alles kan ondervangen schijnt dat toch het halve werk te zijn.
Commentaires